Afdrukken

schrijftermenOp internet is heel veel informatie te vinden over het schrijven van een roman. Als je weet waar je zoeken moet, tenminste. En als je begrijpt waar de auteur van het artikel het over heeft. Daarom is het handig als je een aantal schrijftermen aan je vocabulaire toevoegt. Ik heb er elf voor je verzameld die je vaak tegenkomt in boeken over schrijven of op websites met schrijftips.

1. Vertelperspectief


Het vertelperspectief bepaalt door welke bril de schrijver het verhaal vertelt. Een veelgebruikt vertelperspectief is het personaal vertelperspectief. De lezer beleeft het verhaal vanuit één personage, meestal de hoofdpersoon. Je leest wat deze persoon doet, maar ook wat hij of zij voelt. Daartegenover staat een alwetende verteller, een verteller die als het ware boven het verhaal zweeft en vertelt wat de verschillende personages doen, denken, voelen. De alwetende verteller kan inzoomen op wat het verhaal op dat moment nodig heeft. Een vertelperspectief vanuit de hoofdpersoon kan alleen weten wat de hoofdpersoon voelt, doet, ziet of denkt. De rest blijft verborgen. Er zijn nog meer vertelperspectieven, zoals het ik-perspectief. In dat geval is het verhaal niet in de hij/zij-vorm maar in de ik-vorm geschreven. Dat brengt het verhaal heel dichtbij.

2. Show, don’t tell

Dit is een veel herhaald schrijfadvies. Het gaat erom dat je verhaal aan kracht wint wanneer je aan de hand van een bepaalde gebeurtenis of detail iets over een personage of een element in het verhaal laat zien. De gebeurtenis (of dialoog of beschrijving van een detail) moet volledig voor zichzelf spreken en iets duidelijk maken zonder dat je het je lezer hoeft uit te leggen.

3. Protagonist

De protagonist is de held in het verhaal en meestal de hoofdpersoon. De protagonist is doorgaans een personage waar de lezer zich mee kan vereenzelvigen. Meestal is dit de held van het verhaal, het peronage waar je mee meeleeft.

4. Antagonist

Daarnaast heeft een verhaal vaak een antagonist, een personage dat je hoofdpersoon dwarsboomt in zijn pogingen zijn doel te behalen. De antagonist kan in een verhaal ook de hoofdpersoon zijn; bijvoorbeeld in een verhaal waarin de slechterik centraal staat. Meestal kiest een schrijver daar niet voor, omdat de meeste lezers het fijner vindt om mee te leven met de held van het verhaal.

5. Conflict

Het conflict in een roman of verhaal is datgene waar het verhaal op steunt. Meestal is dit de tegenstelling tussen wat je hoofdpersoon wil en de obstakels die je hoofdpersoon moet overwinnen om zijn of haar doel te bereiken. Dat kunnen obstakels zijn die van buitenaf komen (een andere persoon, natuurrampen, de maatschappij, het lot), maar het kunnen ook interne obstakels zijn (angst, gebrek aan kennis of ervaring, overtuigingen).

6. Plot

Dit is de rode draad van het verhaal: de volgorde van gebeurtenissen, de hoofdelementen in het verhaal die het begin van het verhaal verbinden met het einde. Meestal wordt het plot pas duidelijk helemaal aan het einde van het verhaal. Pas dan zie je hoe alles met elkaar verbonden is.

7. Dynamisch personage (en statisch personage)

Een dynamisch personage is een personage dat gaandeweg het verhaal een ontwikkeling doormaakt. Je zou kunnen zeggen: een persoonlijke groei doormaakt. Daar tegenover staat een statisch personage, ofwel een personage dat gedurende het gehele verhaal hetzelfde blijft, nauwelijks verandert en aan het einde van het verhaal geen echte ontwikkeling heeft doorgemaakt.

8. Motief

Een motief is een verhaalelement dat op verschillende momenten in het verhaalt terugkeert. Met dit verhaalelement wil de schrijver de lezer iets meegeven: een boodschap, een emotie, een belangrijke aanwijzing voor het plot.

9. Thema

Het thema van het verhaal is het centrale idee waaromheen een verhaal is opgebouwd. Meestal gaat het om hetgeen de hoofdpersoon in het verhaal heeft geleerd, over een ontwikkeling die de hoofdpersoon heeft meegemaakt. Vaak zit er ook een boodschap of mening van de schrijver in.

10. Sleutelscène

Een scène in een verhaal is een moment waarop de personages iets beleven. Een scène wordt gedefinieerd door eenheid van plaats en tijd. Als in een film waarin de camera een personage volgt tot het verhaal overspringt naar ene volgende scène.
Een sleutelscène is een scène van een gebeurtenis waardoor het verhaal een nieuwe wending krijgt. Er wordt ineens iets duidelijk wat eerder verborgen was.

11. Verhaallijn

Een verhaallijn verbindt een aantal gebeurtenissen die bij elkaar horen, elkaar opvolgen. De verhaallijn begint met het oproepen van een vraag bij de lezer en eindigt bij het oplossen daarvan. Een boek kan meerdere verhaallijnen hebben. Elke verhaallijn heeft dan een eigen vraag en werkt naar een eigen oplossing toe.

 
Loop je al jaren rond met het plan om een roman te schrijven, maar komt het er alsmaar niet van?

Of heb je al eens een eerste hoofdstuk of hoofdstukken geschreven en ben je ergens vastgelopen?

Houd dan mijn blog in de gaten, want op 3 mei start ik met een 8-weekse blogserie om jou op weg te helpen.

1000 Resterende tekens